Position Paper: De snelste weg naar A: optimale renovatiemaatregelen in het kader van de Vlaamse 2050 doelstellingen voor woningen

News05-02-2022
S

In de ‘Langetermijnstrategie voor de renovatie van Vlaamse gebouwen’ [2] licht de Vlaamse overheid toe hoe de energie transitie voor bestaande gebouwen dient te verlopen, en stelt als doelstelling dat woongebouwen uiterlijk in 2050 een energieprestatielabel A moeten halen.

Momenteel, echter, is de situatie in Vlaanderen – net zoals in de rest van Europa, trouwens – verre van evident, als je weet dat 95% van de Vlaamse woningen voorlopig nog niet tegemoetkomt aan die 2050 doelstelling. Volgens cijfers van het Vlaams Energieagentschap is het namelijk zo dat nu nog geen 5% van het Vlaamse woningenbestand in aanmerking komt voor een energieprestatielabel A – cijfers die in schril contrast staan tot de meer dan 50% aan huidige woningen die uiterst energie inefficiënt zijn (label E en F). Dit betekent, dat om de vooropgestelde ambitie voor 2050 te behalen, in Vlaanderen vanaf nu jaarlijks 100.000 woningen doorgedreven energetisch gerenoveerd zullen moeten worden.

En daarbij staat een ding vast: wetenschappelijke onderbouwing is hier een must.

Daarom brengt de onderzoekseenheid ‘Smart Energy & Built Environment’ van VITO / EnergyVille met deze studie duiding over welke combinaties van renovatiemaatregelen de laagste investering vergen om een woning te verbouwen in lijn met de Vlaamse langetermijndoelstelling.

Geschreven door Maarten De Groote (VITO / EnergyVille), Dorien Aerts (VITO / EnergyVille) en Glenn Reynders (VITO / EnergyVille).

De enorme uitdaging

Het is algemeen bekend: Belgen worden geboren met een baksteen in hun maag. De aankoop en eventuele renovatie van een woning is voor vele Vlamingen dan ook hun grootste uitgave en belangrijkste goed. Wat ondertussen echter evenzeer algemeen bekend is, zijn de zwakke energieprestaties van de Vlaamse gebouwen, hun impact op de uitstoot van broeikasgasemissies en dus de hoge nood aan renovatie. In de ‘Langetermijnstrategie voor de renovatie van Vlaamse gebouwen’ [2] licht de Vlaamse overheid toe hoe de transitie in bestaande gebouwen dient te verlopen, en stelt als doelstelling dat woongebouwen uiterlijk in 2050 een energieprestatielabel A moeten halen.

Kijken we echter naar het huidige woningenbestand, dan zien we dat hier momenteel nog geen 5% aan voldoet. Om de vooropgestelde ambitie voor 2050 te behalen, zullen in Vlaanderen vanaf nu dus jaarlijks 100.000 woningen doorgedreven energetisch gerenoveerd moeten worden.

Position Paper de snelste weg naar A: Spreiding Vlaamse woningen over EPC-labels en de vooropgestelde ambitie voor 2050
Figuur 1: Spreiding Vlaamse woningen over EPC-labels en de vooropgestelde ambitie voor 2050. De gearceerde blokjes tonen de woningen die gebouwd werden na de introductie van de EPB-plicht in 2006. (januari 2021) [2]

Op 5 november 2021 nam de Vlaamse Regering de beslissing om een renovatieverplichting in te voeren. Hierdoor dienen nieuwe eigenaars van energieverslindende woongebouwen (label E of hoger) vanaf 1 januari 2023 binnen de vijf jaar na notariële overdracht hun woning te renoveren tot minstens label D.

Ondanks de goede bedoelingen, is deze verplichting weinig ambitieus, en zal het zijn doel voorbij schieten.

Enerzijds is de verwachte reële energiebesparing hiervan zeer beperkt, en zal het mogelijk zelfs ongewenste lock-in effecten van onnodige investeringen creëren. Het risico bestaat namelijk dat nieuwe eigenaars op zoek zullen gaan naar de eenvoudigste en goedkoopste renovatie maatregelen om aan het D-label te voldoen, terwijl op lange termijn zal blijken dat die maatregelen toch niet de meest optimale investeringen waren. Een voorbeeld van een dergelijk lock-in effect is dat beperkte isolatie wordt aangebracht, die dan later nog eens verbeterd moet worden. Of dat een condensatieketel wordt geïnstalleerd, die op termijn dan toch vervangen wordt door een warmtepomp.

Anderzijds is de renovatieverplichting onvoldoende om het doel om jaarlijks 100.000 woningen te renoveren tot label A, te realiseren.

De uitdaging is dus enorm, en de vraag stelt zich dan ook hoe dit haalbaar gemaakt kan worden op alle mogelijke vlakken. Is het betaalbaar voor het doorsnee Vlaamse gezin? Welke financieringsmiddelen kunnen eventueel het verschil maken? Kan de bouwsector voldoende capaciteit en expertise voorzien? Welke aanpassingen van het beleid zijn nodig?

Een ding staat vast: wetenschappelijke onderbouwing is nodig. Daarom brengt de onderzoekseenheid ‘Smart Energy & Built Environment’ van VITO / EnergyVille met deze studie duiding over welke combinaties van renovatiemaatregelen de laagste investering vergen om een woning te verbouwen in lijn met de Vlaamse langetermijndoelstelling.

Een datagedreven scenarioanalayse ter hulp

Om de meest voordelige weg naar A te bepalen, werd een datagedreven scenarioanalyse uitgevoerd op basis van de EBECS-rekenkern1, toegepast op 135 woningenvarianten die representatief zijn voor het Vlaamse woningenbestand.

Zo kon een groot aantal renovatiescenario’s worden doorgerekend, bestaande uit een combinatie van een of meerdere van de volgende tien renovatiemaatregelen: warmtepomp, gascondensatieketel, fotovoltaïsche zonnepanelen, vervanging ramen, ventilatiesysteem D, ventilatiesysteem C+, buitengevelisolatie, spouwmuurisolatie, dakisolatie intern en dakisolatie extern.2 De renovatiekosten vermeld in deze studie beperken zich dus tot de energie-gerelateerde kosten – exclusief afwerking, verfraaiingwerken of studiekosten.3

De resultaten van de datagedreven scenarioanalyse gaven aan welke combinaties van renovatiemaatregelen de laagste investering vergen om een woning te verbouwen tot de Vlaamse langetermijndoelstelling.

Figuur 2 toont ons een overzicht van deze optimale renovatiepakketten voor de 135 woningvarianten, verdeeld over vijf periodes en drie woningtypes.

Dankzij het opschalen van de resultaten voor deze 135 woningvarianten, verkregen we vervolgens een overzicht van de investering nodig om het ganse Vlaamse woningenbestand tot een A-label te renoveren.

Position Paper Snelste weg naar A: Overzicht van renovatiepakketten die leiden tot label A, en dit volgens optimale investering voor 135 woningvarianten over vijf periodes en drie gebouwtypologieën

Drie scenario's om optimale renovatiemaatregelen te bepalen

Drie scenario’s werden aangewend om de nodige investering te berekenen om alle Vlaamse woningen tot een A-label te renoveren:

  • SCENARIO CAPEX

Scenario CAPEX geeft de optimale combinatie van renovatiemaatregelen volgens de laagste investering weer. Volgens dit scenario bedraagt de gemiddelde investering per woning onder huidige marktprijzen € 36.000 om de 2050-doelstelling te behalen. Met investeringen voor energetische renovaties die variëren tussen € 5000 en € 72.000, zijn er echter grote verschillen tussen de 135 woningvarianten.

Figuur 3 toont dit mooi aan: de renovatiekosten voor vrijstaande woningen bedragen ongeveer het dubbele van de renovatiekosten voor rijwoningen uit dezelfde periode.

Position Paper Snelste weg naar A: Vergelijking renovatiekost vrijstaande met rijwoningen uit dezelfde periode (pre ’45).
Figuur 3: Vergelijking renovatiekost vrijstaande met rijwoningen uit dezelfde periode (pre ’45).
  • SCENARIO CAPEX EXCLUSIEF PV

Scenario CAPEX exclusief PV geeft de optimale combinatie van renovatiemaatregelen weer, maar zonder PV mee op te nemen als mogelijke renovatiemaatregel. Dit scenario verlegt dus de focus naar een renovatie van de gebouwschil en de verwarmingsinstallatie, en laat daarmee toe om de impact van PV-installaties op het behalen van het A-label goed te begrijpen. Het belangrijkste resultaatverschil met het CAPEX-scenario is de investering die nodig is om te renoveren tot label A: onder dit scenario nemen we namelijk een verhoging tot gemiddeld € 66.000 per woning waar, in plaats van € 36.000 onder het eerste CAPEX-scenario.

Dit verschil is goed zichtbaar in Figuur 4, die het aandeel gebouwen per investeringskost weergeeft. Voor investeringen tot € 40.000 zijn 62% van de woningvarianten in staat om te renoveren tot label A mits toepassing van PV, terwijl dit slechts 11% is indien PV niet wordt weerhouden als maatregel.

Position Paper Snelste weg naar A: Verdeling investeringskost voor renovatie tot label A volgens scenario’s CAPEX (groen) en CAPEX excl. PV (blauw).
Figuur 4: Verdeling investeringskost voor renovatie tot label A volgens scenario’s CAPEX (groen) en CAPEX excl. PV (blauw).

De oorzaak van dit grote verschil is dat een PV-installatie een relatief goedkope maatregel is, met een grote impact op de EPC-score. Indien deze maatregel niet wordt weerhouden, zijn er ofwel méér maatregelen nodig, ofwel meer doorgedreven maatregelen – zoals bijvoorbeeld externe gevelisolatie in plaats van spouwmuurisolatie – om toch nog een A-label te behalen. Het verschil is vooral groot bij vrijstaande woningen, wat onder meer te verklaren is door het feit dat dit type woning relatief meer buitengevel heeft die dan moet worden geïsoleerd.

  • SCENARIO OPEX

Scenario OPEX, tenslotte, geeft de optimale combinatie van renovatiemaatregelen volgens het Total Cost of Ownership (TCO) principe weer, waarbij er naast de initiële investering ook rekening wordt gehouden met de totale kost gespreid over de levensduur van de woning, en dit op basis van de theoretische energieconsumptie. Vanuit een langetermijnperspectief is het voor gebouwen immers zinvoller om die TCO te optimaliseren – eerder dan de initiële renovatie-investering – omdat het volle effect van de energiebesparingen dan kan worden uitgespeeld. Volgens dit OPEX-scenario bedraagt de initiële investering gemiddeld € 41.000 per woning, al wordt deze initiële investering over de totale levensduur dus nog gecompenseerd door lagere energiekosten.

Wat sterk opvalt, is dat in dit OPEX-scenario warmtepompen volledig verdwijnen, en zo goed als steeds vervangen zijn door gasketels. Dit effect is toe te wijzen aan de hoge eindgebruikersprijs van elektriciteit ten opzichte van gas. België heeft namelijk de hoogste ratio prijs elektriciteit/gas van Europa [7][8][9], wat een groot knelpunt vormt voor de doorbraak van warmtepompen in de renovatiemarkt.

Figuur 5 toont ons het verschil tussen optimale renovatiepakketten volgens laagste initiële investering (links) en laagste TCO (rechts) voor dezelfde woningvarianten. In de rechtse figuur is duidelijk te zien dat gasketels (donkerblauw), eventueel met nog een extra maatregel zoals beglazing (donkergroen) of ventilatie (roze), de warmtepompen (lichtblauw) van de linkse figuur volledig vervangen.

Position Paper Snelste weg naar A: Optimale renovatiepakketten volgens laagste initiële investering (links) en laagste Total Cost of Ownership (rechts) voor dezelfde woningvarianten.
Figuur 5: Optimale renovatiepakketten volgens laagste initiële investering (links) en laagste Total Cost of Ownership (rechts) voor dezelfde woningvarianten.

Conclusies voor het renovatiebeleid

Het is opvallend hoe de investeringskosten – en dus de haalbaarheid – veranderen naargelang het scenario. Dit accentueert het belang van een goed uitgekiende langetermijndoelstelling (bv. toepassing van de EPC-rekenmethode, al dan niet inclusief PV) en het ondersteunend beleid (bv. prijszetting energietarieven).

Position Paper snelste weg naar A: Verdeling investeringskost voor renovatie tot label A volgens de drie scenario’s CAPEX, CAPEX excl. PV en OPEX.
Figuur 6: Verdeling investeringskost voor renovatie tot label A volgens de drie scenario’s CAPEX (links), CAPEX excl. PV (midden) en OPEX (rechts).

Afhankelijk van het scenario, wegen bepaalde maatregelen dus meer of minder door in de optimale renovatiepakketten. Zo zijn in Scenario CAPEX – naast gevelisolatie – ook interne dakisolatie en warmtepompen sterk aanwezig, terwijl in Scenario OPEX de warmtepompen verdwijnen, en de vervanging van ramen en de installatie van ventilatiesystemen toenemen. In Scenario CAPEX excl. PV zijn de maatregelen dan weer uitgebreider – meer doorgedreven dakisolatie en buitengevelisolatie, in plaats van spouwmuurisolatie – en neemt het aantal ventilatiesystemen en het vervangen van ramen fors toe.

Om de zwakke energieprestatie van de Vlaamse gebouwen en hun impact op de uitstoot van broeikasgasemissies aan te pakken en de Vlaamse doelstellingen effectief te realiseren, zijn wij tot volgende conclusies gekomen:

  • EEN PV-INSTALLATIE IS DE MEEST DOMINANTE MAATREGEL

Een PV-installatie maakt deel uit van elk kosten-optimaal renovatiepakket, en is hiermee de meest dominante maatregel. Dit betekent dat voor elke energierenovatie met als doelstelling een label A te behalen, de installatie van PV deel uitmaakt van de meest kostenefficiënte maatregelen. Met andere woorden: bij een renovatiegolf van Vlaamse woningen naar een EPC-label A, zullen PV-installaties een belangrijke rol spelen in de betaalbaarheid hiervan.

Dit komt omdat PV voor een relatief lage investeringskost, een grote impact op de verbetering van de EPC-score heeft. Hierdoor kunnen andere en duurdere maatregelen – zoals buitengevelisolatie – vermeden worden, of is een minder ingrijpende variant – zoals spouwmuurisolatie – voldoende. Ook de impact op de geschatte investering om tot EPC-label A te renoveren is aanzienlijk. Zo vergt een gemiddelde renovatie, inclusief PV-installatie, een investering van € 36.000, terwijl dit € 66.000 bedraagt wanneer PV-installaties niet als mogelijke renovatiemaatregel in rekening worden gebracht. Vooral bij de recentere woningen (’91 –’12) weegt PV zwaar door. Het is opvallend dat bij 40% van de woningen uit deze periode PV in combinatie met één enkele extra maatregel – zoals dakisolatie of een warmtepomp – volstaat om een A-label te behalen, en bij zowat de helft (46%) zelfs enkel PV volstaat.

De positieve impact van PV als renovatiemaatregel om de Vlaamse langetermijndoelstelling te behalen, staat in schril contrast met de huidige context waarin de PV-markt grote klappen kreeg naar aanleiding van het afschaffen van het principe van de terugdraaiende teller voor eigenaars van zonnepanelen met een digitale meter. 4

Position paper snelste weg naar A: Typisch renovatiepakket voor woningen bouwjaar ’91-‘12
Figuur 7: Typisch renovatiepakket voor woningen bouwjaar ’91-‘12: voornamelijk PV (lichtgroen), al dan niet gecombineerd met andere maatregelen zoals een warmtepomp (lichtblauw) of dakisolatie binnen de bestaande dakstructuur (paars).
  • WARMTEPOMPEN ZIJN GUNSTIG, MAAR VERLIEZEN HUN VOORDEEL DOOR DE HUIDIGE ENERGIEPRIJZEN

Ook warmtepompen komen in deze studie naar voor als belangrijke renovatiemaatregel, maar enkel wanneer de nadruk ligt op de initiële investeringskost, en niet op de Total Cost of Ownership.

Ondanks de hogere investeringskost van warmtepompen ten opzichte van gasketels, worden in Scenario CAPEX warmtepompen namelijk in 84% van de woningvarianten tot en met bouwjaar 1990 geïdentificeerd als optimale maatregel. Wanneer de berekening wordt uitgevoerd volgens Scenario OPEX, dat rekening houdt met de energiekost over 30 jaar, maken warmtepompen echter geen deel meer uit van de kostenefficiënte renovatiepakketten.

Position Paper Snelste Weg naar A: Optimale renovatiepakketten volgens laagste initiële investering en laagste Total Cost of Ownership voor dezelfde woningvarianten.
Figuur 8: Optimale renovatiepakketten volgens laagste initiële investering (links) en laagste Total Cost of Ownership (rechts) voor dezelfde woningvarianten.

Figuur 8 toont de impact op warmtepompen goed aan wanneer optimale renovatiepakketten worden bepaald volgens laagste initiële investering versus laagste TCO. Dit effect is toe te wijzen aan de hoge eindgebruikersprijs van elektriciteit ten opzichte van gas. België heeft namelijk de hoogste ratio prijs elektriciteit/gas van Europa [6][7][8], wat een groot knelpunt vormt voor de doorbraak van warmtepompen in de renovatiemarkt.

Terwijl de uitrol van warmtepompen voor verwarming als een essentieel onderdeel van zowel de Europese als Vlaamse energietransitie wordt beschouwd, blijkt uit deze studie nog eens dat de huidige energietarifering deze transitie belemmert. Dit staat in schril contrast met bijvoorbeeld Nederland, waar de aangepaste energieprijzen de markt voor warmtepompen bij renovatie net stimuleert. Wanneer Scenario OPEX berekend wordt volgens de energietarieven van Nederland, zijn warmtepompen aanwezig in alle woningvarianten.

Figuur 9 toont ons de impact van de energietarieven voor België (links) in vergelijking met Nederland (rechts) voor dezelfde woningvariant.

Position Paper: Snelste Weg naar A: Optimale renovatiepakketten volgens Scenario OPEX met Belgische en Nederlandse energietarieven.
Figuur 9: Optimale renovatiepakketten volgens Scenario OPEX met Belgische (links) en Nederlandse (rechts) energietarieven. Energiekost = lichtgeel. Gascondensatieketel = donkerblauw. Warmtepompen = lichtblauw.
  • INGREPEN IN DE GEBOUWSCHIL ZIJN DUUR MAAR NOODZAKELIJK

Ingrepen in de gebouwschil (gevel en dak) zijn uiterst belangrijk om de energiebehoefte van de woning te verminderen. Onafhankelijk van het al of niet bereiken van het EPC-label A, is het verminderen van de energievraag namelijk noodzakelijk om de woning te kunnen verwarmen via lagetemperatuurverwarming, wat op zich dan weer toelaat om over te stappen op koolstofarme verwarmingstechnieken zoals warmtepompen of lagetemperatuurwarmtenetten.

Deze ingrepen zijn arbeidsintensief, en hebben daardoor vaak een hoge investeringskost ten opzichte van de energiebesparing die ze realiseren. Een daling van de prijzen – bijvoorbeeld door collectieve en industriële aanpak van renovatie en innovatie in het bouwproces – kan hier een potentiële gamechanger zijn.

  • KIJK VERDER DAN THEORETISCHE OPTIMALISATIE VOLGENS EPC

Het uitgangspunt van deze studie is een optimalisatie op basis van de Vlaamse EPC-berekening, waarbij een A-label als homogene doelstelling voor alle woningen wordt vooropgesteld conform de ‘Langetermijnstrategie voor de renovatie van Vlaamse gebouwen’ [2].

Het gebruik van het EPC-label als enige parameter is echter niet ideaal.

Vooreerst zorgt het voor een optimalisatie van het theoretisch energieverbruik, waarbij er geen rekening wordt gehouden met het werkelijk energieverbruik. Van de theoretische EPC-berekening weten we dat ze doorgaans een overschatting is van het huidige, werkelijke energieverbruik – ook bekend als het prebound effect. Na renovatie zijn de absolute energiebesparingen dan doorgaans weer lager dan de theoretische berekeningen aangeven, wat deels toe te schrijven is aan een toename van het comfort – ook bekend als het rebound effect. Het verzamelen en beschikbaar maken van werkelijke energieverbruiksdata – via bijvoorbeeld de verdere uitrol van de digitale meter – blijft dus belangrijk om de werkelijke impact van een renovatie over de totale levensduur in kaart te brengen.

Bovendien legt het EPC-label geen volledige decarbonisatie op. Zo is fossiele verwarming via een gascondensatieketel nog steeds toegelaten bij label A.

Daarbovenop is het zo dat bij de afweging welke renovatiemaatregelen toe te passen in de realiteit, er uiteraard ook andere factoren van essentieel belang zijn – factoren die niet mee opgenomen zijn in deze studie. Zo bijvoorbeeld aspecten als verhoging van comfort, structurele verbetering, uitbreiding, slimme sturing, levensduur van installaties en het voorkomen van oververhitting.

Tot slot zijn er ook nog collectieve maatregelen (bv. warmtenetten of wijkbatterijen), de bredere context (bv. energieoptimalisatie op wijkniveau) en systeemintegratie (bv. interactie met het energiesysteem, integratie restwarmte industrie of elektrische mobiliteit), die eveneens essentieel zijn voor de energietransitie van de bebouwde omgeving, maar niet zijn opgenomen in deze studie.

  • NOOD AAN VERDER ONDERZOEK

De Vlaamse Regering nam op 5 november 2021 de beslissing om een renovatieverplichting in te voeren. Hierdoor dienen nieuwe eigenaars van energieverslindende woongebouwen (label E of hoger) vanaf 1 januari 2023 binnen de vijf jaar na notariële overdracht hun woning te renoveren tot minstens label D. Deze verplichting is echter verre van toereikend om het uiteindelijke doel te realiseren om jaarlijks 100.000 woningen te renoveren tot label A.

Zowel voor de individuele woningeigenaar, als voor het beleid, stelt zich nu dus volgende vraag: wat is de impact op de totale kost indien de woning op middellange termijn naar label D wordt gerenoveerd, en vervolgens in een of meerdere stappen naar label A, waarbij zo mogelijk extra knelpunten worden gecreëerd om de langetermijndoelstelling te halen?

Als we deze vraag voor ogen houden, blijkt duidelijk dat deze studie niet alleen een licht werpt op de optimalisatie van langetermijnrenovatiescenario’s, maar dat zij evenzeer de basis legt voor verder onderzoek – zowel wat betreft de implicaties van de beperkte renovatieverplichting op de realisatie van de langetermijndoelstellingen, als wat betreft de optimalisatie van langetermijn renovatiescenario’s, bijvoorbeeld door het werkelijk energieverbruik, erfgoedwaarde, potentieel van warmtenetten, clustering via wijkrenovatie of energiegemeenschappen in dat verder onderzoek ook mee in rekening te gaan brengen.

Tot slot benadrukken we dat deze studie een high-level verkenning is van de renovatie-uitdagingen volgens de Vlaamse doelstellingen. De berekening op basis van 135 karakteristieke woningen geeft een inschatting van de nodige maatregelen en bijhorende investeringen, maar heeft niet de bedoeling om een renovatieaanpak op te dringen vanuit het perspectief van individuele woningen.

Auteurs

  • Maarten De Groote is Senior Expert energietransitie gebouwde omgeving voor de unit Smart Energy & Built Environment te VITO / EnergyVille. Maarten is meer dan 15 jaar actief in beleid en innovatie in de bouwsector op zowel Europees als Vlaams niveau en coördineert momenteel het Europese project oPEN Lab. In dit project worden via een open innovatie aanpak bestaande wijken in Genk (BE), Pamplona (ES) en Tartu (EE) getransformeerd tot energiepositieve wijken.
  • Dorien Aerts, PhD, is onderzoeker bij de unit Smart Energy & Built Environment en experte in het modelleren en simuleren van energie in gebouwen en wijken. Als verantwoordelijke voor de ontwikkeling van de EBECS (Energyville Building Energy Calculation Service) productlijn, combineert ze meer dan 7 jaar expertise op het gebied van bouwfysica en gebouw/bewonersgedrag modelering met vaardigheden in coderen en productontwikkeling. Dit met als doel het realiseren van innovatieve softwaretools, die in de markt van beslissingsondersteuning voor renovaties en ESCO’s een waaier aan klanten dienen.
  • Glenn Reynders, PhD, is onderzoeker bij de unit Smart Energy & Built Environment en expert in het modelleren en simuleren van energie in gebouwen en wijken. Met meer dan 7 jaar onderzoekservaring in bouwfysica en energiesimulatie, is hij actief in zowel meerdere onderzoeksprojecten – waaronder de Flux 50 ICON-projecten DITUR en MUPEDD – als meerdere commerciële projecten die zich richten op het versterken en toepassen van de EnergyVille Urban Energy Pathfinder.

Voetnoten

  1. https://www.energyville.be/en/research/ebecs-tool
  2. Een overzicht van en toelichting over het al of niet weerhouden van energie gerelateerde renovatiemaatregelen is terug te vinden in hoofdstuk 2.2.
  3. Tenzij anders vermeld, bijvoorbeeld bij externe gevelisolatie is afwerking met pleisterwerk inbegrepen.
  4. Uitspraak (arrest) Grondwettelijk Hof van 14 januari 2021 over het vernietigingsberoep tegen het decreet digitale meters [11]

Referenties

[1]        Vlaamse overheid, “Vlaamse Klimaatstrategie,” 2019.

[2]        Vlaamse Regering, “Langetermijnstrategie Voor De Renovatie Van Vlaamse Gebouwen,” 2020, [Online]. Available: https://www.energiesparen.be/sites/default/files/atoms/files/Vlaamse langetermijnrenovatiestrategie gebouwen 2050.pdf.

[3]        Agentschap Onroerend Erfgoed, “Onderzoek naar de effecten van de erfgoedkarakteristieken van woningen en hun omgeving op de marktprijzen van woningen in Vlaanderen,” 2017.

[4]        “EPISCOPE and TABULA Website.” https://episcope.eu/welcome/ (accessed Apr. 29, 2021).

[5]        H. Vandevyvere, G. Reynders, R. Baeten, I. De Jaeger, and Y. Ma, “The trade-off between urban building stock retrofit, local renewable energy production and the roll-out of 4G district heating networks,” no. October, 2019, Accessed: Jun. 19, 2021. [Online]. Available: https://www.energyville.be/en/press/trade-between-urban-building-stock-….

[6]        J. Albrecht and S. Hamels, “The financial barrier for renovation investments towards a carbon neutral building stock – An assessment for the Flemish region in Belgium,” Energy Build., vol. 248, p. 111177, Oct. 2021, doi: 10.1016/J.ENBUILD.2021.111177.

[7]        European Commission, “Energy prices and costs in Europe,” 2020. Accessed: Apr. 28, 2021. [Online]. Available: https://ec.europa.eu/energy/sites/ener/files/report_on_energy_prices_an….

[8]        “Prices – Energy – Eurostat.” https://ec.europa.eu/eurostat/web/energy/methodology/prices (accessed Apr. 20, 2021).

[9]        J. Rosenow, “Unlocking electrification through rebalancing levies and taxes,” 2020. https://www.euractiv.com/section/electricity/opinion/unlocking-electrif… (accessed Apr. 28, 2021).

[10]      Vlaamse Regering, “DERDE VOORTGANGSRAPPORT VLAAMS MITIGATIEPLAN 2013-2020,” 2020.

[11]      “Uitspraak (arrest) Grondwettelijk Hof over het vernietigingsberoep tegen het decreet digitale meters | Vlaanderen.be.” https://www.vlaanderen.be/bouwen-wonen-en-energie/zelf-energie-producer… (accessed Apr. 20, 2021).

 

Maarten De Groote
Researcher Smart Energy and Built Environment at EnergyVille/VITO

Dorien Aerts
Researcher Smart Energy and Built Environment at EnergyVille/VITO